akkervogelbeheer

Het aantal akkervogels op het platteland gaat schrikbarend achteruit. Van de aantallen veldleeuweriken en patrijzen rond het midden van de vorige eeuw is minder dan 10 procent over. Door een klein deel van het landbouwgebied weer geschikt te maken voor akkervogels helpen de boeren de natuur op het platteland. Met de aanleg van stroken met gras, graan en bladrammenas wordt extra ruimte geschapen voor akkervogels. Op de akkervogelpercelen wordt elk jaar het gras een of twee keer gemaaid en het graan al dan niet geoogst. In het voorjaar worden het graan en de bladrammenas opnieuw ingezaaid. Het gaat om maatregelen voor zowel de broedende als de doortrekkende en overwinterende akkervogels. Van het extra voedsel en de broedgelegenheid in de akkers zullen niet alleen de veldleeuwerik en de patrijs profiteren. Maar ook andere vogels zoals de geelgors, de gele kwikstaart en het kneutje kunnen letterlijk en figuurlijk hun graantje meepikken.

Als gebiedscoördinator zorgt de coöperatie Boeren met Natuur voor een collectieve aanpak bij de maatregelen voor bescherming van akkervogels. Vanuit de Subsidieregeling Natuur en Landschapsbeheer worden zesjarige contracten afgesloten met beheerders en de beheersmaatregelen per ha jaarlijks verrekend. Met een aangepaste inrichting en beheer van enkele akkers werken boeren samen met de overheid aan de kwaliteit van natuur en landschap in onze streek.